Mentor Odesma laat jongeren meebeslissen over passende hulp
Na een heftige gebeurtenis doen weinig jongeren melding bij de politie of een hulpinstantie. Dit terwijl ze zich na zo’n gebeurtenis vaak onveilig en angstig voelen. Voor jongeren die de stap naar hulp niet zetten, zijn oplettende volwassenen in de directe omgeving extra belangrijk. Mbo-docent en mentor Odesma vervult zo’n signalerende rol voor haar studenten pedagogisch werk.
Veranderingen in gedrag zijn teken aan de wand
Het gros van de studenten op de kleine mbo-school in Spijkenisse is tussen de 15 en 25 jaar. Zij lopen bij Odesma binnen voor alles wat ze bezighoudt: van vragen over hun studieloopbaan tot hele persoonlijke onderwerpen. Ook slachtofferschap komt ter sprake, vertelt Odesma. ‘Pesten komt veel voor, dat gaat tegenwoordig 24 uur per dag door. Maar we hebben ook gehad dat er een huis was gekocht op naam van een student. En op andere locaties van onze school zijn er soms geweldsincidenten. Onze studenten kennen die slachtoffers vaak.’
We zien veel ongelukkige jongeren die te veel op hun bordje hebben.
Lang niet alle studenten zijn open over wat er speelt in hun leven. Dan gaat Odesma af op veranderingen in gedrag. ‘Ze komen niet meer naar school of worden heel mager. Er zijn studenten die depressief worden of zichzelf snijden. We zien veel ongelukkige jongeren die te veel op hun bordje hebben. Vaak is er dan wel iets gebeurd, maar kunnen wij daar niet goed hoogte van krijgen. We proberen ze op school te krijgen om in elk geval een vinger aan de pols te houden.’
Interessant voor jou
-
Hoe herken ik de signalen van slachtofferschap? Welke stappen kan ik zetten?
-
Mbo-lesprogramma over slachtofferschap
Ons gratis lesprogramma kan worden gebruikt voor het burgerschapsonderwijs op het mbo. Wat doet een ingrijpende gebeurtenis met je, hoe werkt herstel, welke hulp is er?
Lastige thema’s bespreekbaar maken
Een goede onderlinge band helpt om moeilijke onderwerpen bespreekbaar te maken. ‘Het gaat hier erg om vertrouwen,’ legt Odesma uit. ‘Studenten hebben 3 jaar dezelfde mentor, dus je leert elkaar goed kennen. In hun eerste jaar vertel ik altijd dat mijn deur open staat. Ze kunnen me bellen, appen, chatten, teamsen. Het is belangrijk om toegankelijk te zijn. Dat doe ik ook door de mentorlessen gezellig en leuk te maken.
‘Verder hebben we elk jaar een thema waar we extra aandacht aan besteden. Vorig jaar was dat pesten en dit jaar is 113 Online, de nationale organisatie voor preventie van zelfdoding. We hebben het dan bijvoorbeeld over hoe je nou zo’n gesprek voert. Het helpt om er met elkaar over te praten. Onze studenten worden straks professionals, dus die staan daar wel voor open.’
Tip: wees nieuwsgierig, oordeel niet
Odesma wil professionals die in gesprek gaan met jongeren meegeven: ‘Wees nieuwsgierig en heb geen oordeel. Want je weet niet waarom iemand zich zo gedraagt. Als je een oordeel hebt, sluit je gelijk een deur. Dan zeggen ze doei en zie je ze nooit meer.’ Bevestiging geven vindt ze ook belangrijk. ‘Ik bedank ze altijd dat ze zijn gekomen. En als ze zelf een afspraak hebben gemaakt, met de huisarts bijvoorbeeld, zeg ik “Wat heb jij dat goed gedaan”.’
Jongeren laten zich niet zomaar voorschrijven wat ze moeten doen. In een mentorgesprek gaat daarom alles in overleg. ‘De student is de baas in het eigen gesprek,’ benadrukt Odesma. ‘Een beslissing om de ouders in te schakelen, collega’s in te lichten of door te verwijzen naar hulp nemen we samen.’ Dat wil niet zeggen dat ze de student in alles volgt. ‘Soms willen ze niet dat ik het aan hun ouders vertel. Ik maak dan duidelijk dat ik het beste met ze voor heb, maar dat ik bepaalde beloftes niet kan doen.’
Een jongere helpen
-
Hoe ga ik het gesprek aan met een jongere?
In een gesprek met jongeren gelden andere spelregels dan in een gesprek met volwassenen.
-
Hoe verwijs ik een jongere door naar hulp?
Kijk wat wij kunnen betekenen en wat onze partners kunnen doen.
In gesprek blijven
Wanneer er meer nodig is dan een luisterend oor, verwijst Odesma studenten door naar het Plusteam van de school, dat maatschappelijke zorg biedt. Zo kan zij zich blijven richten op haar taak als docent en mentor. ‘Mentoren hebben 6 uur per student per jaar. Dus er is gewoon geen tijd. Daarbij is het soms zo complex dat je het aan de professionals moet overlaten.’
Als een student niet geholpen wil worden, probeer ik in gesprek te blijven.
Het komt voor dat een student overduidelijk hulp nodig heeft, maar niet naar het Plusteam wil. Dan probeert Odesma in ieder geval in gesprek te blijven. ‘Het kan lastig zijn als een student niet geholpen wil worden. Ik maak altijd een vervolgafspraak. Misschien zitten ze er volgende week beter in. En ik denk niet dat je het altijd zelf moet doen. Soms vraag ik een collega om te gaan praten als ik denk dat dat een betere match is.
‘Als een student echt niet wil, wijs ik ze op organisaties waarmee ze kunnen bellen of chatten, zoals de Luisterlijn. Ik benadruk: maak er alsjeblieft gebruik van, voor jezelf. Maar als docenten kunnen we het alleen aankaarten. De oplossing ligt uiteindelijk bij de jongeren zelf.’